14 Ik nam de rijkdommen van de volken mee. Dat was net zo gemakkelijk als het leeghalen van vogelnestjes. Ik raapte de hele aarde leeg zoals je eieren uit een verlaten nest raapt. Niemand durfde met zijn vleugels te slaan, zijn snavel open te doen of te piepen.'
15 Maar kan een bijl soms over zijn werk opscheppen tegen de man die ermee hakt? Kan een zaag over zijn werk opscheppen tegen de man die ermee zaagt? Beweegt een staf soms de man die hem vasthoudt? Het is toch maar een stuk hout?
16 [ Waarom is Assur dan trots op wat hij heeft gedaan? ] Daarom zal Ik, de Heer van de hemelse legers, de honger sturen naar het rijke Assur. De honger zal al zijn rijkdom doen verdwijnen, net zoals een vuur alles verbrandt.
17 Want de Heer, het Licht van Israël, zal als een vuur zijn. De Heilige God van Israël zal als een vlam zijn. En die vlam en dat vuur zullen op één dag alles van Assur verbranden alsof het dorens en distels zijn.
18 Zijn prachtige bossen en wijngaarden zal Ik op één dag helemaal vernietigen. Assur zal zo zwak worden als iemand die ernstig ziek is.
19 Er zullen maar heel weinig bomen overblijven. Een kind kan ze tellen."
20 De Heer zegt: "Het overblijfsel van het volk Israël zal in die tijd niet langer vertrouwen op [ Assur, ] de stok waarmee Ik hen sloeg. Maar dan zullen ze werkelijk vertrouwen op Mij, de Heilige God van Israël.