16 [ Waarom is Assur dan trots op wat hij heeft gedaan? ] Daarom zal Ik, de Heer van de hemelse legers, de honger sturen naar het rijke Assur. De honger zal al zijn rijkdom doen verdwijnen, net zoals een vuur alles verbrandt.
17 Want de Heer, het Licht van Israël, zal als een vuur zijn. De Heilige God van Israël zal als een vlam zijn. En die vlam en dat vuur zullen op één dag alles van Assur verbranden alsof het dorens en distels zijn.
18 Zijn prachtige bossen en wijngaarden zal Ik op één dag helemaal vernietigen. Assur zal zo zwak worden als iemand die ernstig ziek is.
19 Er zullen maar heel weinig bomen overblijven. Een kind kan ze tellen."
20 De Heer zegt: "Het overblijfsel van het volk Israël zal in die tijd niet langer vertrouwen op [ Assur, ] de stok waarmee Ik hen sloeg. Maar dan zullen ze werkelijk vertrouwen op Mij, de Heilige God van Israël.
21 Dat kleine overblijfsel van het volk Israël zal terugkomen bij de sterke God.
22 Want, Israël, al is je volk nu zo ontelbaar als het zand langs de zee, slechts een klein overblijfsel zal terugkomen. Want Ik ben vastbesloten om je te vernietigen. Deze straf heb je verdiend.