20 De Heer zegt: "Het overblijfsel van het volk Israël zal in die tijd niet langer vertrouwen op [ Assur, ] de stok waarmee Ik hen sloeg. Maar dan zullen ze werkelijk vertrouwen op Mij, de Heilige God van Israël.
21 Dat kleine overblijfsel van het volk Israël zal terugkomen bij de sterke God.
22 Want, Israël, al is je volk nu zo ontelbaar als het zand langs de zee, slechts een klein overblijfsel zal terugkomen. Want Ik ben vastbesloten om je te vernietigen. Deze straf heb je verdiend.
23 Het besluit van de Heer van de hemelse legers staat vast en iedereen zal het zien."
24 De Heer van de hemelse legers zegt: "Mijn volk dat op de berg Sion woont, wees niet bang als jullie worden verdrukt door Assur, zoals jullie vroeger werden verdrukt door Egypte.
25 Want het duurt maar even. Daarna ben Ik niet meer boos op júllie, maar op Assur. Dan zal Ik Assur straffen en vernietigen.
26 Dan zal Ik hém met mijn zweep slaan, zoals Ik Midian heb geslagen bij de rots Oreb , zegt de Heer van de hemelse legers. En zoals Ik vroeger bij de Rietzee mijn staf heb gezwaaid [ en mijn macht heb laten zien ], zo zal Ik nu weer mijn staf zwaaien [ en mijn macht laten zien ].