1 [ Jesaja zegt: ] Dit is wat ik van de Heer moet zeggen over Tyrus.Huil, zeelui die naar Tarsis varen! Want [ jullie thuishaven ] Tyrus is verwoest. Er is geen huis meer over. Er woont niemand meer. Bij Chittim [ (= Cyprus) ] hoorden jullie het nieuws.
2 Wees stil van schrik, bewoners van het eiland! Want jullie zijn rijk geworden dankzij de handelaren uit Sidon die over de zeeën varen.
3 Over de Grote Zee kwam er graan uit Sichor. Jullie leefden van de oogst die uit Egypte kwam. Tyrus deed zaken met alle volken.
4 Sidon, schaam je. Want er woont niemand meer in je. Zonder jouw bewoners voelt de zee zich kinderloos en zegt: "Het is net alsof ik nooit kinderen gehad heb." Het is alsof je nooit hebt bestaan.
5 Als de mensen horen wat er met Tyrus is gebeurd, zullen ze geschokt zijn. Net zo geschokt als toen ze het nieuws hoorden over de verwoesting van Egypte.
6 Vlucht naar Tarsis en huil, bewoners van het eiland!