4 En met die prachtige bloem, die prachtige kroon van het dal van Israël, zal het net zo aflopen als met een vroege vijg aan een boom: een voorbijganger plukt hem zo maar af en eet hem op.
5 In die tijd zal de Heer van de hemelse legers Zelf een prachtige kroon zijn voor het overblijfsel van zijn volk.
6 Hij zal er met zijn Geest voor zorgen dat de rechters weer rechtvaardig zijn. En Hij zal door zijn Geest de soldaten heldenmoed geven, zodat ze de vijanden tot ver buiten de stadspoorten zullen terugjagen.
7 Ook Jeruzalem wordt geleid door dronkenlappen. Priesters en profeten waggelen rond. Ze zijn verward door de wijn. Ze waggelen als de Heer hun iets laat zien. Ze wankelen als ze moeten rechtspreken.
8 De tafels waaraan ze zitten, liggen vol met hun braaksel. Er is geen plek meer schoon.
9 Ze zeggen: 'Wil die Jesaja ons soms leren hoe het moet? Wil hij ons leren begrijpen wat God zegt? Denkt hij soms dat we kleine kinderen zijn?
10 Wat hij zegt is altijd maar wet op wet, wet op wet, regel op regel, regel op regel, hier wat, daar wat. [ Allemaal gezeur. ]'