6 Op een dag zal de Heer jullie wijsheid en kennis geven. Daardoor zullen jullie zekerheid in het leven hebben. Diep ontzag voor de Heer zal jullie grootste schat zijn.
7 Maar nu schreeuwen zelfs de flinkste mannen het uit in de straten. De mannen die om vrede gingen vragen, komen huilend terug.
8 De wegen zijn verwoest. De reizigers zijn verdwenen. Want de vijand verbreekt het verbond. Hij verwoest de steden. Een mensenleven telt niet.
9 Het hele land treurt en verdroogt. De Libanon schaamt zich, omdat alles op de berg verdroogd is. De Saron-vlakte is een woestijn geworden. De bomen op de Basan en de Karmel verliezen hun bladeren.
10 "Nu zal Ik ingrijpen," zegt de Heer. "Nu is het mijn tijd. Nu zal Ik laten zien hoe machtig Ik ben.
11 Jullie plannen lopen op niets uit. Ze zijn zo waardeloos als stro. Jullie zullen er zelf door vernietigd worden, alsof jullie door je eigen adem in brand gestoken worden.
12 De volken worden gebrand als kalk, als afgehakte doornstruiken.