8 Want het zal de dag van de straf van de Heer zijn. Het zal het moment zijn dat Hij de vijanden van Jeruzalem straft.
9 Het water van de beken zal in teer veranderen. Het stof zal in zwavel veranderen. Ja, de grond zal veranderen in een oven van brandende teer.
10 Die teer zal dag en nacht branden. Voor eeuwig zal de rook opstijgen. Eeuwenlang zal het land onbewoond blijven. Voor eeuwig zal er niemand meer doorheen reizen.
11 Er zullen allerlei watervogels gaan wonen. Want de Heer zal met zijn meetlint het gebied afmeten dat voortaan kaal en leeg zal zijn.
12 Er zal niemand zijn om koning te worden. Er zullen geen leiders meer zijn.
13 In de paleizen zal het onkruid groeien. Het zal er vol staan met dorens en distels. Er zullen alleen jakhalzen en struisvogels wonen.
14 De wilde dieren van de woestijn zullen er wonen met de hyena's. De duivelse geesten zullen er naar elkaar schreeuwen. Allerlei nachtdieren zullen er een plaats zoeken om te rusten.