16 Luister niet naar Hizkia! De koning van Assur zegt: 'Geef je aan mij over en betaal mij belasting. Dan zullen jullie weer vrede hebben. Er zal weer genoeg te eten en te drinken zijn.
17 Later zal ik jullie meenemen naar een land dat net zo mooi is als dat van jullie. Er is daar graan, wijn en brood en er zijn wijngaarden.'
18 Maar luister niet naar Hizkia. Hij houdt jullie voor de gek als hij zegt dat de Heer jullie zal redden. Heeft soms één van de goden van de andere volken zijn land kunnen redden uit de macht van de koning van Assur?
19 Waar zijn de goden van Hamat en Arpad gebleven? En de goden van Sefarvaïm? Hebben de goden soms Samaria uit mijn macht gered?
20 Noem mij eens één god die zijn land uit mijn macht heeft kunnen redden? Denk dus maar niet dat júllie God jullie wél zal redden!"
21 Maar de mannen op de muur zwegen en antwoordden hem geen woord. Want de koning had bevolen: 'Jullie mogen niets tegen hem zeggen.'
22 Ze gingen naar Hizkia terug. Toen ze bij hem kwamen, scheurden ze hun kleren [ als teken van verdriet ] en vertelden hem wat [ de ] Rabsake had gezegd.