19 Ik zal in de woestijn en in de steppe allerlei bomen planten.
20 Als de mensen dat zien, zullen ze begrijpen en toegeven dat Ik dat heb gedaan, Ik, de Heilige God van Israël."
21 [ De Heer zegt: ] "De Koning van Israël zegt: Goden van de volken, kom hier voor een rechtszaak. Kom met bewijzen [ dat jullie goden zijn ].
22 Vertel hoe het vroeger is gegaan. Vertel hoe vroeger uitkwam wat jullie zeiden dat er zou gaan gebeuren. Dan nemen Wij jullie serieus. Of vertel Ons wat er in de toekomst gaat gebeuren.
23 Dan weten We dat jullie goden zijn. Laat Ons eens zien wat jullie kunnen. Doe tenminste íets, of het nu iets goeds is of iets slechts. Dan zullen We van jullie onder de indruk zijn.
24 Maar jullie zijn nog minder dan niets. En wat jullie doen, is helemaal niets waard. Ik vind het verschrikkelijk als mensen liever op jullie vertrouwen dan op Mij!
25 Ik roep iemand uit het noorden. Hij zal uit het oosten komen uit gehoorzaamheid aan Mij. Hij zal heersers vertrappen alsof ze van klei zijn. Hij zal hen vertrappen zoals een pottenbakker de klei trapt [ om die zacht en soepel te maken ].