3 Hij achtervolgt hen. Hij trekt ongehinderd gebieden binnen waar hij nog nooit eerder is geweest.
4 Wie heeft dat gedaan en wie liet dat gebeuren? Ik, de Heer, die de mensen vanaf het begin heb gemaakt. Ik, de Heer, die de Eerste en de Laatste ben en voor eeuwig Dezelfde."
5 [ De Heer zegt: ] "De landen langs de kust zagen het en werden bang. Tot aan het eind van de aarde beefden de mensen. De bewoners stroomden samen.
6 Ze probeerden elkaar moed in te spreken. Ze zeiden tegen elkaar: 'Kom, houd moed!'
7 De timmerman en de goudsmid maakten godenbeelden [ die hen moesten redden ]. Ze moedigden elkaar aan en zeiden: 'Dat is goed soldeersel.' Ze zetten het beeld met spijkers vast, zodat het niet kan omvallen.
8 Maar jij, Israël, jij bent míjn dienaar. Volk van Israël, jou heb Ik uitgekozen. Je bent de familie van mijn vriend Abraham.
9 Jou heb Ik uit een ver land geroepen. Jou heb Ik uitgekozen. Tegen jou heb Ik gezegd: 'Je bent mijn dienaar. Jou kies Ik uit. Ik zal je nooit in de steek laten.'