4 Want dit zegt de Heer: Vroeger ging mijn volk naar Egypte, om daar als vreemdelingen te wonen. Daarna heeft Assur het volk onderdrukt zonder dat het daar een reden voor had.
5 En wat zie Ik nu? Zonder reden is mijn volk [ door Babel ] gevangen meegenomen. Zijn overheersers hebben mijn volk doen huilen. En de hele dag beledigen ze Mij.
6 Daarom zal mijn volk in die tijd ontdekken wat mijn naam betekent. Ze zullen weten dat Ik het ben die het zeg: 'Kijk, IK BEN .' "
7 [ Jesaja zegt: ] Wat is het heerlijk om over de bergen de voeten te horen aankomen van iemand die goed nieuws komt brengen. Wat heerlijk om de boodschapper te horen aankomen die komt vertellen dat het weer vrede wordt en dat er spoedig redding komt. En die tegen Jeruzalem zegt: 'God is je Koning.'
8 De wachtposten op je muren roepen en juichen. Want met eigen ogen zullen ze zien hoe de Heer de bewoners naar Jeruzalem terugbrengt.
9 Puinhopen van Jeruzalem, juich! Want de Heer heeft zijn volk getroost! Hij heeft Jeruzalem bevrijd!
10 De Heer heeft alle volken laten zien hoe machtig Hij is. Tot aan het einde van de aarde zullen de mensen zien hoe God redt.