1 [ De Heer zegt: ] "Ik ben gevonden door mensen die niet naar Mij vroegen. Ik zei aldoor 'Kijk, hier ben Ik, hier ben Ik!' tegen het volk dat Mij niet aanbad.
2 De hele dag strek Ik mijn armen uit naar een ongehoorzaam volk. Naar een volk dat doet wat het zelf wil. Naar een volk dat verkeerde dingen doet.
3 Aldoor maken ze Mij kwaad met wat ze doen. Ze offeren in hun tuinen vlees en wierook aan allerlei goden.
4 Ze gaan op de begraafplaatsen zitten [ om met de doden te spreken ]. Ze blijven slapen bij de graven [ omdat ze hopen dat de geesten daar tot hen zullen spreken ]. Ze eten varkensvlees en allerlei andere dingen die Ik verboden heb.
5 Ze zeggen: 'Kom niet te dicht bij mij, want ik ben veel heiliger dan jij.' Ze irriteren Mij zoals rook je neus irriteert, rook van een vuur dat de hele dag smeult.
6 Maar hun schuld staat opgeschreven in het boek dat vóór Mij ligt. Ik zal hun schuld niet verzwijgen. Ik zal hen ervoor straffen.