1 Dit zegt de Heer: "De hemel is mijn troon en de aarde is mijn voetenbankje. Hoe zou iemand dan voor Mij een huis kunnen bouwen, een huis waar Ik in kan wonen?
2 Ik heb immers alles gemaakt? Door Mij is alles ontstaan, zegt de Heer. Dit zijn de mensen naar wie Ik luister: arme mensen, mensen die de moed verloren hebben, mensen die geen hoop meer hebben en mensen die ontzag hebben voor mijn woord.
3 Maar Ik luister niet naar mensen die niet alleen stieren voor Mij slachten, maar ook mensen slachten! Die schapen aan Mij offeren, maar ook honden! Die meel offeren, maar ook varkensbloed! Die wierook-offers brengen in de hoop dat Ik aan hen zal denken, maar ook offeren aan afgoden! Ze doen liever wat ze zelf willen [ in plaats van dat ze leven zoals Ik het wil ]. Ze houden van hun walgelijke godenbeelden.
4 Daarom zal Ik hun geven wat ze verdienen. Dat waar ze bang voor zijn, zal hun ook overkomen. Dat doe Ik omdat ze geen van allen antwoordden toen Ik hen riep. Omdat niemand van hen naar Mij wilde luisteren toen Ik tegen hen sprak. Maar ze deden wat ze wilden: allerlei dingen die Ik verschrikkelijk vind.