10 Verder zei de Heer tegen koning Achaz:
11 "Vraag Mij om een teken. Een teken diep uit het dodenrijk of een teken hoog uit de hemel."
12 Maar Achaz zei: "Ik zal geen teken vragen. Ik wil de Heer niet uitdagen."
13 Toen zei Jesaja: "Luister, zoon van David! Is het nog niet genoeg dat u het geduld van de mensen op de proef stelt? Moet u nu ook nog Gods geduld op de proef stellen?
14 U wil God niet om een teken vragen. Daarom zal de Heer u ongevraagd een teken geven: het meisje dat nog maagd is, zal in verwachting raken en een zoon krijgen. Ze zal hem Immanuël [ (= 'God met ons') ] noemen.
15 Hij zal een goed leven hebben, totdat hij in staat zal zijn om 'nee' te zeggen tegen het kwaad en het goede te doen.
16 Maar vóórdat de jongen oud genoeg zal zijn om 'nee' te zeggen tegen het kwaad en het goede te doen, zullen de twee landen waarvoor u nu bang bent, hun koningen kwijt zijn.