14 U wil God niet om een teken vragen. Daarom zal de Heer u ongevraagd een teken geven: het meisje dat nog maagd is, zal in verwachting raken en een zoon krijgen. Ze zal hem Immanuël [ (= 'God met ons') ] noemen.
15 Hij zal een goed leven hebben, totdat hij in staat zal zijn om 'nee' te zeggen tegen het kwaad en het goede te doen.
16 Maar vóórdat de jongen oud genoeg zal zijn om 'nee' te zeggen tegen het kwaad en het goede te doen, zullen de twee landen waarvoor u nu bang bent, hun koningen kwijt zijn.
17 En over u, uw familie en uw volk zal de Heer een vreselijke ramp laten komen. Zoiets vreselijks is er niet meer gebeurd sinds Israël zich afsplitste van Juda. Want de Heer zal de koning van Assur op u afsturen.
18 In die tijd zal de Heer [ een volk zo ontelbaar als ] een zwerm vliegen naar Zich toe fluiten uit het gebied van de rivieren van Egypte. En [ een volk zo gevaarlijk als ] een zwerm bijen uit het land Assur.
19 Ze zullen komen en allemaal neerstrijken in de bergkloven en de rotsspleten, op de doornstruiken en de prachtige velden en akkers.
20 In die tijd zal de Heer een scheermes huren uit het land aan de overkant van de rivier: de koning van Assur. Die zal jullie hele land kaalscheren van oogst en bezit, net zoals je met een scheermes het haar van hoofd, baard en benen afscheert.