1 De Heer zei tegen mij: "Neem een grote schrijfplank. Schrijf daarop met grote letters zodat iedereen het kan lezen: 'Snelle roof, snelle buit.' "
2 Ik zorgde ervoor dat de priester Uria en Zacharia, de zoon van Jeberechja, het mij zagen opschrijven, want zij waren betrouwbare mannen. Zo had ik getuigen.
3 Intussen was mijn vrouw, een profetes, in verwachting geraakt. We kregen een zoon. De Heer zei tegen mij: "Noem hem Maher-Schalal Chaz-Baz [ (= 'Snelle roof, snelle buit') ].
4 Want voordat de jongen 'pappa' en 'mamma' zal kunnen zeggen, zullen de rijkdommen van Damaskus [ (de hoofdstad van Aram) ] en de buit uit Samaria [ (de hoofdstad van het koninkrijk Israël) ] worden meegenomen naar de koning van Assur."
5 Verder zei de Heer tegen mij.