10 Maar de Heer zal vijanden van koning Rezin [ van Aram ] ophitsen tegen Israël. Hij zal Israëls vijanden verzamelen.
11 Van de ene kant valt Aram aan, van de andere kant komen de Filistijnen en samen slokken ze Israël op. Maar nog steeds is de Heer woedend en zijn straf houdt nog niet op.
12 Want het volk gaat nog steeds niet terug naar de Heer die hen strafte. Nog steeds gaan ze niet naar de Heer van de hemelse legers om hulp.
13 Daarom zal de Heer op één dag van Israël de kop en de staart afsnijden, de palmtak en de rietstengel.
14 De leiders zijn de kop [ en de palmtak ], en de leugen-profeten zijn de staart [ en de rietstengel ].
15 De leiders van dit volk zijn slechte leiders: ze leiden dit volk expres de verkeerde kant op. Daardoor loopt het slecht met het volk af.
16 Daarom zal de Heer niet langer blij zijn over de jonge mannen. Hij zal niet langer medelijden hebben met de weeskinderen en de weduwen. Want iedereen is slecht. Niemand trekt zich nog iets van God aan. Alles wat de mensen zeggen, is dwaas. Daarom is de Heer nog steeds woedend en houdt zijn straf nog niet op.