12 Maar hoe zwaarder het werk en de onderdrukking werden, des te sneller groeide het volk. De Egyptenaren zagen dat met lede ogen aan en verzwaarden de druk.
13 De Israëlieten moesten zware slavenarbeid verrichten, zowel op het land als bij de productie van stenen.
14 Mishandeling was aan de orde van de dag.
15 Maar alsof dat nog niet genoeg was, riep de farao, de koning van Egypte, de vroedvrouwen Sifra en Pua bij zich.
16 Zij moesten alle pasgeboren jongens doden en de meisjes in leven te laten.
17 Maar Sifra en Pua waren godvrezende vrouwen en weigerden de koning te gehoorzamen. Zij lieten alle baby's leven.
18 De koning liet hen bij zich komen en riep hen ter verantwoording: ‘Waarom hebben jullie mijn bevelen niet uitgevoerd en toch de pasgeboren jongens in leven gelaten?’