1 Volgens de opdracht van de Here verliet het volk Israël de woestijn Sin en trok langs diverse pleisterplaatsen naar Refidim, waar zij hun kamp opsloegen. Daar was echter geen water te vinden!
2 Opnieuw mopperde het volk en eiste van Mozes: ‘Geef ons water, zodat we kunnen drinken!’ ‘Waarom moppert u op mij?’ vroeg Mozes. ‘Wilt u soms de Here op de proef stellen om te zien hoe lang Hij geduld met u heeft?’
3 Maar gekweld door de dorst, riepen zij: ‘Waarom hebt u ons uit Egypte gehaald? Waarom moeten wij, onze kinderen en ons vee hier sterven?’
4 Toen bad Mozes tot de Here en smeekte Hem: ‘Wat moet ik doen? Nog even en zij stenigen mij!’
5 De Here antwoordde: ‘Roep de leiders van Israël bij u en breng het volk naar het Horeb-gebergte.
6 Daar zal Ik u ontmoeten. Sla daar met uw staf op een rots—dezelfde staf waarmee u op het water van de Nijl hebt geslagen—en er zal water tevoorschijn komen, zodat zij kunnen drinken!’ Mozes deed wat de Here had gezegd en het water golfde tevoorschijn!
7 Mozes noemde die plaats Massa (Verzoeking) en Meriba (Ruzie), omdat de Israëlieten tegen de Here waren opgestaan en Hem hadden uitgedaagd met de woorden: ‘Is de Here bij ons of niet?’
8 Toen verschenen de Amalekieten op het toneel en vochten bij Refidim tegen de Israëlieten.
9 Mozes zei tegen Jozua: ‘Roep de mannen te wapen en vecht tegen het leger van Amalek. Morgen zal ik op de heuveltop staan met de staf van God in mijn hand!’
10 Jozua verzamelde zijn mannen en trok ten strijde. Ondertussen beklommen Mozes, Aäron en Chur de heuvel.
11 Telkens wanneer Mozes zijn hand omhoog deed, had Israël de overhand, maar wanneer zijn hand niet meer omhoog was, was Amalek de winnende partij.
12 Toen hij last kreeg van vermoeidheid, rolden zij een steen naar hem toe, waarop hij kon zitten. Aäron en Hur stonden naast hem en hielden zijn armen omhoog tot zonsondergang.
13 Zo overwon Jozua de Amalekieten en hij vernietigde hen.
14 En de Here beval Mozes: ‘Leg deze gebeurtenissen vast zodat ze niet worden vergeten. En prent Jozua in dat Ik de herinnering aan Amalek voor altijd zal laten verdwijnen.’
15 Toen bouwde Mozes een altaar en noemde het: ‘De Here is mijn banier.’
16 Hij riep uit: ‘De hand van de Here beschermt ons vanuit de hemel en Hij voert onze strijd tegen Amalek van generatie op generatie.’