2 Zeg tegen de Israëlieten dat zij hun Egyptische buren om zilveren en gouden voorwerpen vragen.’
3 De Here zorgde ervoor dat de Egyptenaren welwillend gestemd waren tegenover de Israëlieten. Mozes was een populair man in Egypte en werd hoog geacht door de dienaren van de farao en het Egyptische volk.
4 Mozes bracht de farao de volgende boodschap: ‘Dit zegt de Here tegen u: “Om middernacht ga Ik dwars door Egypte.
5 De oudste zoon van elk Egyptisch gezin zal sterven. Uw oudste zoon, de troonopvolger, net zo goed als de oudste zoon van de minste slaaf. Ook het eerstgeborene van het vee zal sterven.
6 Heel Egypte zal vol zijn van rouw en gejammer, zoals er nog nooit is geweest en ook nooit meer zal zijn.
7 Maar zelfs geen hond zal durven aanslaan tegen de Israëlieten en geen van hun dieren zal sterven. Want de Here maakt onderscheid tussen Egyptenaren en Israëlieten!”
8 Al uw dienaren zullen naar mij toekomen, zich voor mij buigen en smeken: “Verlaat ons alstublieft en neem uw volk mee”! Dan zal ik ook echt gaan!’ Woedend liep Mozes het paleis uit.