2 ‘Voortaan zal deze maand de eerste maand van het Israëlitische jaar zijn.
3 Vertel alle Israëlieten dat op de tiende dag van deze maand elk gezin een lam of een bokje moet nemen, elk gezin één.
4 Als het een klein gezin is, kan het met een ander klein gezin samen een lam nemen. Dat hangt af van het aantal gezinsleden, want het lam moet wel helemaal worden opgegeten.
5 Het mag geen enkel gebrek hebben en het moet mannelijk en een jaar oud zijn. Het mag ook een bokje zijn.
6 Tegen de avond van de veertiende dag van de maand moeten alle Israëlieten de dieren slachten.
7 Het bloed moeten ze strijken aan de posten van de voordeur van het huis waar zij eten.
8 Die nacht moet iedereen geroosterd vlees eten, met ongezuurd brood en bittere kruiden.