39 Van het deeg dat zij hadden meegenomen, bakten zij ongezuurde broden. Door hun overhaaste vertrek hadden zij geen eten voor onderweg kunnen klaarmaken.
40 De zonen van Jakob en hun nakomelingen hadden vierhonderddertig jaar in Egypte gewoond
41 en op de laatste dag van dat vierhonderddertigste jaar verliet het volk van de Here Egypte.
42 Deze nacht koos de Here om zijn volk uit het land Egypte te leiden. Voortaan werd deze nacht elk jaar gevierd ter ere van de Here.
43 De Here zei tegen Mozes en Aäron: ‘Dit zijn de regels voor de viering van Pesach, het Paasfeest. Geen enkele vreemdeling mag van het lam eten.
44 Dat geldt ook voor de slaaf die iemand heeft gekocht, maar die nog onbesneden is.
45 Buitenlanders en gehuurde werkkrachten mogen er ook niet van eten.