22 Sippora raakte in verwachting en kreeg een zoon, die zij Gersom (Vreemdeling) noemden. Want Mozes zei: ‘Ik ben een vreemdeling in een vreemd land.’
23 Enkele jaren later stierf de koning van Egypte. De Israëlieten hadden het nog steeds zwaar te verduren onder het slavenjuk en hun geklaag steeg op naar God.
24 God hoorde hen in de hemel en dacht aan het verbond dat Hij met Abraham, Isaak en Jakob had gesloten (Hij zou hun nakomelingen naar het land Kanaän terugbrengen).
25 Hij zag hoe ze onderdrukt werden en wist dat het tijd was geworden om hen te redden.