28 Maak de draagstokken van acaciahout en overtrek ze met goud.
29 Maak schotels, schalen, kannen en kommen van zuiver goud
30 en zorg ervoor dat er altijd toonbroden voor Mij op de tafel liggen.
31 Maak een kandelaar van puur gedreven goud. De hele kandelaar en zijn versieringen moeten uit één stuk bestaan, het voetstuk, de schacht, de bloemkelken en de bloesems.
32-33 Vanuit de schacht moeten aan elke zijde drie armen uitsteken, versierd met amandelbloesems.
34-35 De schacht zelf moet worden versierd met vier amandelbloesems, een tussen elk paar armen en bovendien een bloesem boven de bovenste armen en onder de onderste armen.
36 Deze versieringen, de armen en de schacht, moeten uit één stuk puur, gedreven goud zijn.