17 Deze moet u versieren met edelstenen, op de eerste rij sardis, topaas en smaragd,
18 op de tweede rij hematiet, saffier en diamant,
19 op de derde rij opaal, agaat en amethist,
20 op de vierde rij chrysoliet, onyx en jaspis. Deze stenen moeten in goud worden gezet.
21 Elke steen vertegenwoordigt een stam van Israël en de naam van die stam moet op de steen worden aangebracht als een zegel.
22-24 Bevestig de bovenkant van de borsttas met twee gedraaide gouden ketens aan het priesterkleed. Het ene eind van de ketens moet worden vastgemaakt aan de gouden ringen aan de bovenste rand van de borsttas.
25 De andere einden moeten worden bevestigd aan de voorkant van de gouden zettingen van de onyxstenen op de schouderstukken van het priesterkleed.