3 Geef opdracht aan vaklieden, mensen die hun vak verstaan, kleren te maken die hem zullen onderscheiden van anderen, om hem te heiligen, zodat hij voor Mij het priesterambt kan uitoefenen.
4 Dit is de kleding die zij moeten maken: een borsttas, een priesterkleed, een overmantel, een bewerkt onderkleed, een tulband en een gordel. Ook voor Aärons zonen moeten zij heilige kleding maken.
5 Deze kleding moet worden gemaakt van gouddraad, scharlaken en fijn linnen.
6 Het priesterkleed moet worden gemaakt van goud, blauwpurper, roodpurper, scharlaken en fijn getwijnd linnen.
7 Hij moet uit twee schouderstukken bestaan die aan elkaar moeten kunnen worden bevestigd.
8 De riem van het priesterkleed moet van hetzelfde materiaal worden vervaardigd: goud, blauwpurper, roodpurper, scharlaken en getwijnd fijn linnen.
9 Neem twee onyxstenen en graveer daarop de namen van de twaalf stammen van Israël,