5 Want de Here had Mozes opdracht gegeven tegen hen te zeggen: ‘U bent ongehoorzaam en koppig. Als Ik ook maar een moment in uw midden zou zijn, zou Ik u vernietigen. Draag geen sieraden totdat Ik heb besloten wat Ik met u zal doen.’
6 Het volk droeg de rest van de reis vanaf de berg Horeb geen sieraden meer.
7 Mozes zette de heilige tent (de tent van de samenkomst, zoals hij hem noemde) ver buiten het kamp op. Ieder die de Here raad wilde vragen, ging naar die tent.
8 Wanneer Mozes naar de tent van de samenkomst ging en door het kamp liep, gingen alle Israëlieten voor hun tent staan en keken hem na tot hij in de tent verdween.
9 Zodra Mozes binnen was, kwam de wolk naar beneden en bleef voor de ingang staan. Dan sprak de Here met Mozes.
10 Als het volk de wolk bij de ingang van de tent zag staan, knielde iedereen neer, ieder bij zijn eigen tent.
11 In de tent sprak de Here heel vertrouwelijk met Mozes, zoals vrienden dat doen. Na het gesprek keerde Mozes altijd terug naar het kamp, maar de jonge man die hem assisteerde, Jozua, de zoon van Nun, bleef in de tent achter.