22 Mannen en vrouwen kwamen met een gewillig hart en brachten allerlei gouden voorwerpen; oorringen, neusringen, zegelringen en halssieraden.
23 Anderen brachten blauwpurper, roodpurper, scharlaken, fijn linnen, geitenhaar, roodgeverfde ramsvellen en dassenvellen.
24 Weer anderen brachten zilver en koper als hun gave voor de Here; sommigen brachten het acaciahout dat nodig was voor het vervaardigen van verschillende voorwerpen.
25 De vrouwen die goed konden weven en spinnen, maakten blauwpurper, roodpurper, scharlaken en fijn linnen.
26 Andere kundige vrouwen sponnen het geitenhaar.
27 De leiders van het volk brachten onyxstenen en andere kostbare stenen voor het priesterkleed en de borsttas,
28 en kruiden en olie voor de lampen en voor de zalfolie en het reukwerk.