9 Neem de zalfolie en sprenkel haar over de tabernakel en alles wat zich erin bevindt: alle toebehoren en stukken die daar staan, zodat ze worden geheiligd.
10 Zalf ook het brandofferaltaar en zijn toebehoren, zodat het allerheiligst wordt.
11 Doe hetzelfde met het wasvat en zijn voetstuk, zodat ook dat heilig wordt.
12 Breng Aäron en zijn zonen bij de ingang van de tabernakel en was hen met water.
13 Geef Aäron de heilige kleren aan, zalf en heilig hem, zodat hij voor Mij het priesterambt kan uitoefenen.
14 Zijn zonen moeten hun onderkleden aandoen
15 en daarna moeten zij worden gezalfd en geheiligd, zodat ook zij het priesterambt voor Mij kunnen uitoefenen. Hun zalving zal van geslacht tot geslacht blijven gelden, het is een eeuwig priesterschap.’