1 Opnieuw sprak de Here van de hemelse legers tegen mij:
2 ‘Ik ben vol vurige liefde voor Jeruzalem en vol woede ben Ik tegenover haar vijanden.
3 Ik zal terugkeren naar mijn land en in Jeruzalem gaan wonen. Jeruzalem zal “Stad van Trouw”, “De Heilige Berg” en “De Berg van de Here van de hemelse legers” worden genoemd.’
4 De Here belooft: ‘Jeruzalem zal weer vrede en veiligheid kennen. Er zullen weer ouderen zijn die, leunend op hun stok, door de stad gaan.
5 Overal in de stad zullen weer kinderen spelen.
6 Al lijkt het in uw ogen ongelooflijk, zou het daarom ook in mijn ogen een onhaalbare zaak zijn?’ vraagt de Here aan het geringe aantal overlevenden van zijn volk.