9 De Here van de hemelse legers spoort zijn volk aan met de woorden: ‘Ga door met uw werk en maak het af! Aarzel toch niet langer! De fundamenten van de tempel zijn nu gelegd en u hebt gehoord dat de profeten u verteld hebben dat het herstel van de tempel begonnen is.
10 Vóór de aanvang van dit werk viel er voor niemand iets te verdienen en leverde het vee niets op. Wie de stad verliet, kon nooit met zekerheid zeggen dat hij zou terugkeren, want Ik zette alle mensen tegen elkaar op.
11 Maar nu is het allemaal anders, nu zal Ik het volk dat de ballingschap overleefde, beter behandelen!’ zegt de Here van de hemelse legers.
12 ‘Uw gewassen groeien goed, de wijnstokken buigen onder het gewicht van de druiven en het land is vruchtbaar, want er valt ruim voldoende regen. Al deze zegeningen schenk Ik aan het volk dat nog in het land over is.
13 Want zoals u een vervloekte bent geweest onder de volken die u omringden, volk van Juda en Israël, zo zult u nu een zegen zijn, want Ik zal u heil en verlossing geven. Wees daarom niet bang en laat de moed niet zakken. Ga door met de herbouw van de tempel.
14 Zoals Ik Mij had voorgenomen u kwaad te doen toen uw voorouders mijn toorn opwekten, en Ik geen berouw had van mijn besluit,
15 zo heb Ik Mij nu voorgenomen Jeruzalem en de stam Juda te zegenen. Wees daarom niet bang.