3 Al probeert Tyrus zich te beschermen door een vesting te bouwen en is zij zo rijk geworden dat zilver voor haar is als stof en goud als modder op straat,
4 toch zal de Here deze stad veroveren en haar vestingmuren in zee gooien. De hele stad zal in de as worden gelegd.
5 Askelon zal het zien gebeuren en door schrik bevangen worden. Gaza zal beven van angst. En Ekron zal in paniek raken, want haar hoop dat Tyrus de naderende vijanden zou tegenhouden, wordt de bodem ingeslagen. Gaza zal worden veroverd en haar koning vermoord. Askelon zal volkomen worden ontvolkt.
6 Vreemdelingen zullen in Asdod de macht overnemen. Zo zal Ik de trots van de Filistijnen breken.
7 Ik zal hun afgoderij vernietigen en hun offers, die zij met bloed en al eten, tussen hun tanden uit trekken. De overlevenden zullen God aanbidden en in Juda een plaats verwerven als nieuwe familie: de Filistijnen uit Ekron zullen namelijk huwelijken sluiten met Judeeërs, net als de Jebusieten vroeger hebben gedaan.
8 En Ik zal mijn tempel bewaken en net als een wachtpost binnenvallende legers tegenhouden. Ik houd hun bewegingen nauwkeurig in de gaten en zal hen weghouden. Geen vreemde onderdrukker zal mijn volk ooit meer overrompelen.
9 Verheug u, mijn volk! Juich van vreugde! Want kijk: uw koning komt naar u toe! Hij is de rechtvaardige, de overwinnaar. Toch is Hij ook nederig en rijdt op een jonge ezelin.