44 Zie, iedere spreukendichter zal over u deze spreuk gebruiken: zo moeder, zo dochter.
45 Gij zijt de dochter van uw moeder, die een afkeer had van haar man en haar zonen, gij zijt de zuster uwer zusters, die een afkeer hadden van haar mannen en zonen. Uw moeder was een Hethitische en uw vader een Amoriet.
46 Uw grote zuster was Samaria, die met haar dochters ten noorden van u woonde; en uw kleine zuster die ten zuiden van u woonde, was Sodom met haar dochters.
47 Maar gij hebt zelfs niet gewandeld in haar wegen en naar haar gruwelen gedaan; het duurde niet lang, of gij waart erger dan zij in heel uw gedrag.
48 Zo waar Ik leef, luidt het woord van de Here Here, voorzeker, uw zuster Sodom, samen met haar dochters, heeft niet gedaan wat gij gedaan hebt, samen met uw dochters.
49 Zie, dit was de ongerechtigheid van uw zuster Sodom: in trots, overdaad en zorgeloze rust leefde zij met haar dochters zonder de ellendige en de arme te ondersteunen.
50 Verwaten waren zij en bedreven gruwelen voor mijn aangezicht. Daarom vaagde Ik ze weg, zodra Ik het zag.