11 Hij kreeg sterke takken:tot heersersstaven werden zij.Een daarvan schoot ver omhoogboven de dichte twijgen uiten viel in het oog door zijn hoogte,zijn welige ranken.
12 Maar in toorn werd (die wijnstok) uitgerukt,neergeworpen ter aarde.De wind uit het oosten verdroogdezijn vruchten; ze vielen afen droogden uit. Zijn sterke tak –een vuur verteerde hem!
13 Nu is hij geplant in de woestijn,in een land van dorheid en dorst.
14 Vuur ging er uit van zijn tak,dat twijg en vrucht verteerde.Geen sterke tak heeft hij meer over,geen staf tot heersen!Dit is een klaaglied en het is tot een klaaglied geworden.