39 Terwijl zij hun zonen voor hun afgoden geslacht hadden, kwamen zij op diezelfde dag naar mijn heiligdom, zodat zij het ontheiligden; ja, zo deden zij in mijn huis.
40 Zelfs hebben zij mannen doen komen uit een ver land; nauwelijks was hun een bode gezonden of zij kwamen, degenen, voor wie gij u gebaad, uw ogen geverfd en u met sieraden getooid hadt;
41 gij waart gezeten op een pronkbed, en daarvoor stond de tafel toebereid, waarop gij mijn wierook en mijn olie hadt gezet.
42 Er was het gedruis van een zorgeloze menigte, en dronkaards uit de woestijn mengden zich onder mannen uit de heffe des volks. Zij deden armbanden aan haar armen en zetten een sierlijke kroon op haar hoofd.
43 Toen dacht Ik: Bedrijft die verwelkte vrouw nog overspel? Zal men zelfs met haar nog ontucht plegen?
44 Men ging naar haar als naar een hoer; zo ging men naar Ohola en Oholiba, die ontuchtige vrouwen.
45 Maar rechtschapen mannen zullen haar richten volgens het recht dat toegepast wordt op vrouwen die overspel doen, en op vrouwen die bloed vergieten, want overspeelsters zijn zij en bloed kleeft er aan haar handen.