1 Het woord des Heren kwam tot mij in het negende jaar, in de tiende maand, op de tiende der maand:
2 Mensenkind, schrijf de datum op van deze dag, de dag van heden: heden heeft de koning van Babel zich op Jeruzalem geworpen.
3 Houd nu aan het weerspannige geslacht een gelijkenis voor en zeg tot hen: Zo zegt de Here Here: zet de pot op, zet op! Giet er water in.
4 Doe de stukken vlees erin, alle goede stukken, lende en schouder; vul hem met de beste beenderen,