4 Doe de stukken vlees erin, alle goede stukken, lende en schouder; vul hem met de beste beenderen,
5 neem het beste van het kleinvee. Stapel het hout eronder op. Laat het zieden, zodat ook de beenderen gaan koken.
6 Daarom, zo zegt de Here Here: wee de bloedstad, de pot waarin roest is en waar de roest niet van is afgegaan. Haal stuk voor stuk eruit, zonder dat het lot erover valt.
7 Want het vergoten bloed blijft in haar; op een kale rots heeft zij het gestort; zij heeft het niet op de aarde uitgegoten om het door stof te doen bedekken.
8 Om grimmigheid te verwekken en wraak te nemen heb Ik het vergoten bloed op een kale rots gestreken, zodat het niet bedekt kon worden.
9 Daarom, zo zegt de Here Here: wee de bloedstad! Ik zelf wil de vuurhaard groot maken.
10 Maak een grote stapel hout; ontsteek het vuur; laat het vlees gaar worden, doe het vleesnat koken, laat de beenderen verbranden.