11 en Ik aan Moab gerichten voltrekken zal; en zij zullen weten, dat Ik de Here ben.
12 Zo zegt de Here Here: Omdat Edom wraakzuchtig gehandeld heeft tegen het huis van Juda, en het een zware schuld op zich geladen heeft door zich op hen te wreken,
13 daarom, zo zegt de Here Here: Ik strek mijn hand uit tegen Edom en zal er mens en dier uitroeien; Ik zal het tot een puinhoop maken van Teman af tot Dedan toe; door het zwaard zullen zij vallen.
14 En mijn wraak op Edom zal Ik leggen in de hand van mijn volk Israël; dat zal Edom behandelen naar de eis van mijn toorn en van mijn grimmigheid; zij zullen mijn wraak leren kennen, luidt het woord van de Here Here.
15 Zo zegt de Here Here: Omdat de Filistijnen wraakzuchtig gehandeld hebben door met bitter leedvermaak wraak te nemen en in eeuwigdurende vijandschap te verdelgen,
16 daarom, zo zegt de Here Here: zie, Ik strek mijn hand uit tegen de Filistijnen, Ik zal die Keretieten uitroeien en zelfs het overblijfsel aan het strand der zee te gronde richten;
17 Ik zal geduchte wraak aan hen oefenen met grimmige straffen. En zij zullen weten, dat Ik de Here ben, wanneer Ik mijn wraak over hen breng.