3 daarom, zo zegt de Here Here: zie, Ik zàl u, Tyrus! Vele volken stuw Ik tegen u op, zoals de zee haar golven opstuwt.
4 Die zullen de muren van Tyrus vernielen en zijn torens omverhalen; ook het puin zal Ik eruit wegvegen en het maken tot een kale rots.
5 Een droogplaats voor netten zal het worden midden in de zee, want Ik heb het gesproken, luidt het woord van de Here Here. Het zal de volken ten buit worden
6 en de dochters op het vasteland zullen met het zwaard gedood worden; en zij zullen weten, dat Ik de Here ben.
7 Want zo zegt de Here Here: Zie, tegen Tyrus breng Ik van uit het noorden Nebukadressar, de koning van Babel, de koning der koningen, met paarden, wagens, ruiters en met een geweldige menigte voetvolk.
8 Uw dochters op het vasteland zal hij met het zwaard doden. Hij zal tegen u een schans oprichten, een wal opwerpen en een schilddak opstellen.
9 Het gebeuk van zijn stormrammen zal hij tegen uw muren richten en uw torens met zijn breekijzers afbreken.