14 En de Geest hief mij op en nam mij weg, en ik ging heen, ontdaan door de beroering van mijn geest, met de hand des Heren zwaar op mij.
15 Ik kwam bij de ballingen in Tel-Abib, die aan de rivier de Kebar woonden, en waar zij woonden, bleef ik zeven dagen onder hen, verbijsterd.
16 Na verloop van zeven dagen kwam het woord des Heren tot mij:
17 Mensenkind, u heb Ik tot wachter over het huis Israëls aangesteld. Wanneer gij een woord uit mijn mond hoort, zult gij hen uit mijn naam waarschuwen.
18 Als Ik tot de goddeloze zeg: Gij zult zeker sterven – en gij waarschuwt hem niet en spreekt niet om de goddeloze voor zijn goddeloze weg te waarschuwen ten einde hem in het leven te behouden, dan zal die goddeloze in zijn eigen ongerechtigheid sterven, maar van zijn bloed zal Ik u rekenschap vragen.
19 Maar als gij de goddeloze waarschuwt en hij bekeert zich niet van zijn goddeloosheid en van zijn goddeloze weg, dan zal hij in zijn eigen ongerechtigheid sterven; maar gij hebt uw leven gered.
20 En als een rechtvaardige zich afkeert van zijn gerechtigheid en onrecht doet, en Ik een struikelblok voor hem neerleg, dan zal hij sterven; omdat gij hem niet gewaarschuwd hebt, zal hij in zijn zonde sterven, en met de gerechte daden die hij gedaan heeft, zal geen rekening gehouden worden; maar van zijn bloed zal Ik u rekenschap vragen.