10 Zo zegt de Here Here: Ja, Ik zal een einde maken aan de drommen van Egypte door de hand van Nebukadressar, de koning van Babel.
11 Hij en zijn volk, de gewelddadigste der volken, worden aangevoerd om het land te verwoesten; zij zullen hun zwaarden tegen Egypte trekken en het land met doden vullen.
12 Ik zal de Nijlarmen droogleggen en het land aan booswichten overgeven; Ik zal het land, met al wat erop is, verwoesten door de hand van vreemden. Ik, de Here, heb het gesproken.
13 Zo zegt de Here Here: Ja, Ik zal de afgoden vernietigen en de schijngoden uit Nof doen verdwijnen; er zal geen Egyptische vorst meer zijn. En Ik zal vrees brengen over het land Egypte,
14 Patros verwoesten, vuur leggen in Soan en gerichten voltrekken aan No.
15 Ik zal mijn grimmigheid uitstorten over Sin, de vesting van Egypte, en Ik zal de menigte van No uitroeien.
16 Vuur zal Ik leggen in Egypte. Sin zal hevig beven; in No zullen bressen geslagen worden; en wat Nof betreft: vijanden bij dag!