4 Een zwaard zal in Egypte komen; siddering zal er zijn in Ethiopië, wanneer er doden vallen in Egypte, en wanneer men zijn rijkdom wegneemt en zijn fundamenten worden vernield.
5 Ethiopië, Put, Lud, heel de gemengde bevolking, Kub en de zonen van het met hen verbonden land zullen met hen door het zwaard vallen.
6 Zo zegt de Here: Zij die Egypte steunen, zullen vallen; zijn trotse kracht zal neerzinken. Van Migdol tot Syene toe zullen zij daar door het zwaard vallen, luidt het woord van de Here Here.
7 Verwoest zal het liggen te midden van verwoeste landen, zijn steden te midden van verdelgde steden.
8 En zij zullen weten, dat Ik de Here ben, wanneer Ik vuur breng in Egypte en al zijn helpers vernietigd worden.
9 Te dien dage zullen boden van Mij uitgaan op schepen, om het onbezorgde Ethiopië schrik aan te jagen, en er zal siddering onder hen zijn op de dag van Egypte. Want zie – het komt!
10 Zo zegt de Here Here: Ja, Ik zal een einde maken aan de drommen van Egypte door de hand van Nebukadressar, de koning van Babel.