7 Verwoest zal het liggen te midden van verwoeste landen, zijn steden te midden van verdelgde steden.
8 En zij zullen weten, dat Ik de Here ben, wanneer Ik vuur breng in Egypte en al zijn helpers vernietigd worden.
9 Te dien dage zullen boden van Mij uitgaan op schepen, om het onbezorgde Ethiopië schrik aan te jagen, en er zal siddering onder hen zijn op de dag van Egypte. Want zie – het komt!
10 Zo zegt de Here Here: Ja, Ik zal een einde maken aan de drommen van Egypte door de hand van Nebukadressar, de koning van Babel.
11 Hij en zijn volk, de gewelddadigste der volken, worden aangevoerd om het land te verwoesten; zij zullen hun zwaarden tegen Egypte trekken en het land met doden vullen.
12 Ik zal de Nijlarmen droogleggen en het land aan booswichten overgeven; Ik zal het land, met al wat erop is, verwoesten door de hand van vreemden. Ik, de Here, heb het gesproken.
13 Zo zegt de Here Here: Ja, Ik zal de afgoden vernietigen en de schijngoden uit Nof doen verdwijnen; er zal geen Egyptische vorst meer zijn. En Ik zal vrees brengen over het land Egypte,