28 Dan zullen zij de volken niet langer tot een prooi zijn; het wild gedierte der aarde zal ze niet meer verslinden, maar zij zullen veilig wonen, zonder dat iemand hen opschrikt.
29 Ik zal voor hen een plantengroei doen opschieten, waarvan men overal spreekt, zodat niemand in het land meer door honger zal worden weggerukt en zij de smaad der volken niet langer te dragen hebben.
30 En zij zullen weten, dat Ik de Here, hun God, met hen ben, en dat zij, het huis Israëls, mijn volk zijn, luidt het woord van de Here Here.
31 Gij toch zijt mijn schapen, de schapen die Ik weid; gij zijt mensen en Ik ben uw God, luidt het woord van de Here Here.