1 Het woord des Heren kwam tot mij:
2 Mensenkind, keer uw gelaat naar het gebergte Seïr, profeteer daartegen
3 en zeg: zo zegt de Here Here: zie, Ik zàl u, gebergte Seïr! Ik strek mijn hand tegen u uit en maak u tot een oord van woestheid en verwoesting.
4 Tot een puinhoop zal Ik uw steden maken, een woestenij zult gij worden, en gij zult weten, dat Ik de Here ben.
5 Omdat gij een eeuwige vijandschap hebt gekoesterd en gij de Israëlieten hebt overgeleverd aan het geweld van het zwaard ten tijde van hun rampspoed, ten tijde van de eindafrekening,
6 daarom, zo waar Ik leef, luidt het woord van de Here Here, tot bloed zal Ik u maken en bloed zal u vervolgen; daar gij het vergieten van bloed niet hebt geschuwd, zal bloed u vervolgen.
7 Ik zal het gebergte Seïr tot een oord van woestheid en verwoesting maken en daar uitroeien al wie er komt of gaat.