1 Het woord des Heren kwam tot mij:
2 Mensenkind, richt uw aangezicht tegen Gog in het land Magog, de grootvorst van Mesek en Tubal; profeteer tegen hem,
3 en zeg: zo zegt de Here Here: zie, ik zàl u, Gog, grootvorst van Mesek en Tubal!
4 Ik zal u komen halen, haken slaan in uw kaken en u doen uittrekken met uw gehele leger: paarden en ruiters, allen volledig uitgerust, een grote schare, met grote en kleine schilden, allen vertrouwd met het zwaard;