18 Maar te dien dage, wanneer Gog komt in het land van Israël, luidt het woord van de Here Here, dan zal mijn grimmigheid opstijgen in mijn neus,
19 en in mijn naijver, in het vuur mijner verbolgenheid, zal Ik spreken: Waarlijk, te dien dage zal een zware aardbeving het land van Israël teisteren.
20 Ja, beven zullen voor Mij de vissen der zee, het gevogelte des hemels, het gedierte des velds en al het kruipend gedierte dat op de aardbodem kruipt en alle mensen die op de aarde leven; de bergen zullen neerstorten, de bergwanden zullen vallen, elke muur zal ter aarde storten.
21 Dan zal Ik op al mijn bergen het zwaard tegen hem oproepen, luidt het woord van de Here Here; het zwaard van de een zal tegen de ander zijn.
22 Ik zal met hem in het gericht treden door pest en door bloed; stromende regen en hagelstenen, vuur en zwavel zal Ik doen neerregenen op hem, op zijn krijgsbenden en op de vele volken die met hem zijn;
23 Ik zal Mij groot en heilig betonen en Mij doen kennen ten aanschouwen van vele volken; en zij zullen weten, dat Ik de Here ben.