32 Toen bracht hij mij naar de binnenste voorhof aan de oostzijde en hij mat de poort: dezelfde afmetingen,
33 haar kamers, haar muurvlakken en haar voorhal: dezelfde afmetingen. Evenals haar voorhal had zij vensters aan alle zijden; zij was vijftig el lang en vijfentwintig el breed.
34 Haar voorhal was aan de buitenste voorhof; aan de muurvlakken daarvan waren palmen aan weerszijden, en acht treden telde haar opgang.
35 Vervolgens bracht hij mij naar de Noordpoort; hij mat haar: dezelfde afmetingen,
36 haar kamers, haar muurvlakken en haar voorhal; zij had vensters aan alle zijden; zij was vijftig el lang en vijfentwintig el breed;
37 haar voorhal lag aan de buitenste voorhof; er waren aan weerszijden palmen aan haar muurvlakken; acht treden telde haar opgang.
38 Ook was er een vertrek, waarvan de ingang zich bij de muurvlakken der poorten bevond; daar spoelde men het brandoffer af.