13 En hij zeide tot mij: De vertrekken aan de noordzijde en de vertrekken aan de zuidzijde, die langs het plein liggen, dat zijn de heilige vertrekken, waar de priesters die de Here het naaste staan, het allerheiligste zullen eten; men zal het allerheiligste daarheen brengen, het spijsoffer, het zondoffer en het schuldoffer, want die plaats is heilig.
14 Wanneer de priesters binnenkomen, dan zullen zij niet uit het heiligdom naar de buitenste voorhof gaan, dan nadat zij dáár hun klederen hebben afgelegd, waarin zij dienst hebben gedaan, want die zijn heilig. Zij zullen andere klederen aantrekken en dan mogen zij naderen tot de ruimte die voor het volk bestemd is.
15 Toen hij nu gereed was met het meten van het binnenste van het huis, leidde hij mij naar buiten in de richting van de poort die naar het oosten gericht was, en nam de maat aan alle zijden.
16 Hij mat de oostelijke zijde met de meetroede: vijfhonderd roeden, met de meetroede rondom;
17 en hij mat de noordelijke zijde: vijfhonderd roeden, met de meetroede rondom;
18 de zuidelijke zijde mat hij: vijfhonderd roeden, met de meetroede;
19 hij wendde zich naar de westelijke zijde en mat: vijfhonderd roeden, met de meetroede.