12 Omdat zij hen gediend hebben voor het aangezicht van hun afgoden, en voor het huis Israëls een struikelblok tot ongerechtigheid geweest zijn, daarom heb Ik mijn hand (ten ede) tegen hen opgeheven, luidt het woord van de Here Here, dat zij hun ongerechtigheid zullen dragen.
13 Zij zullen tot Mij niet naderen om Mij als priester te dienen en om te naderen tot al mijn heilige, ja tot de allerheiligste dingen; maar zij zullen hun smaad dragen en de gruwelen die zij bedreven hebben.
14 Dus zal Ik hen aanstellen om voor het huis zorg te dragen, voor de gehele dienst daarvan en voor alles wat daarin te doen valt.
15 Maar de levitische priesters, de zonen van Sadok, die de dienst in mijn heiligdom in acht genomen hebben, toen de Israëlieten van Mij afdwaalden, die zullen tot Mij naderen om Mij te dienen, en zij zullen in mijn dienst staan om Mij vet en bloed te brengen, luidt het woord van de Here Here.
16 Die zullen mijn heiligdom binnengaan, en die zullen tot mijn tafel naderen om Mij te dienen, en zij zullen mijn dienst waarnemen.
17 Wanneer zij dan de poorten van de binnenste voorhof ingaan, zullen zij linnen klederen aantrekken; zij mogen geen wol dragen, als zij dienst doen in de poorten van de binnenste voorhof of in het huis.
18 Linnen hoofddoeken zullen op hun hoofd zijn en linnen broeken aan hun heupen, zij zullen zich niet omgorden met iets dat doet zweten.